Lijfrente in eigen beheer en beide ouders zijn overleden – wat nu?

Van oudsher zijn er nog veel lijfrentecontracten in eigen beheer, die zijn ontstaan toen de ouders hun onderneming overdroegen aan een of meer kinderen. En bij die overdracht is dan bij het kind(eren) een lijfrente bedongen voor de stakingswinst en de FOR. In de praktijk is het dan niet altijd duidelijk wat er met die lijfrente moet gebeuren bij overlijden. Bij aanvang van de uitkeringsfase zal een actuariële lijfrenteberekening zijn gemaakt van de uitkeringsfase. Naast een oudedagslijfrente zal meestal ook voorzien zijn in een overgang op de partner, als nabestaandenlijfrente.

Stel dat beide ouders zijn overleden. Er is dan alleen nog een laatste slotuitkering in de maand van het laatste overlijden. De lijfrentevoorziening op de balans moet daarna vrijvallen in de winst. Die voorziening mag niet meer worden uitgekeerd. Dat is inherent aan het uitvoeren van een levensverzekering, in dit geval een kanscontract op in leven blijven. In eigen beheer mag geen bancaire lijfrente worden uitgevoerd, zonder dat rekening hoeft te worden gehouden met levens- en sterftekansen. Bij een ODV werkt dat anders, en wordt steeds naar opvolgende erfgenamen ‘gezocht’ aan wie de geplande uitkeringsduur van 20 jaar vanaf de AOW-leeftijd van de oorspronkelijke pensioengerechtigde dga kan worden voortgezet.