Adres
Ringdijk 398
2983 GS Ridderkerk
Tel: 0180 - 410 635
Info@kantoorabri.nl
Openingstijden:
Maandag t/m Vrijdag van 09.00 t/m 16.00 uur.
Nieuw feit en navordering IB te voorkomen door standpunt te vragen in aangifte Vpb?
In elke aangifte vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting kun je door middel van het zetten van een vinkje een expliciet standpunt vragen van de belastinginspecteur. Daarmee kun je zekerheid verkrijgen over de juistheid van de verwerking in de aangifte van een bepaalde post. Als de inspecteur hier niets mee doet en de aanslag oplegt conform de aangifte, is het de vraag of hij nog kan navorderen als hem later blijkt dat de post waarover je het standpunt hebt gevraagd niet juist in de aangifte is verwerkt. De vraag is dan namelijk of hij wel beschikt over het voor navordering vereiste nieuwe feit?
Bijkomende vraag is dan nog in hoeverre een standpunt dat voor de Vpb wordt gevraagd, ook navordering in de IB kan voorkomen. Deze interessante vragen zijn onlangs aan de orde geweest in een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Nieuw feit?
Een nieuw feit is een feit dat de inspecteur niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn (artikel 16 AWR). Is de informatie wel voorhanden bij de fiscus, maar heeft de inspecteur die niet gebruikt? Dan is er sprake van een ambtelijk verzuim dat navordering verhindert. In de onderhavige casus is de aangifte Vpb over 2015 ingediend op 20 april 2017. Daarin is expliciet aandacht gevraagd voor de problematische rekening-courantvordering van de bv op de dga, die met een bedrag van ruim € 1 miljoen ten laste van de winst is afgeboekt. De aangifte Vpb is daarom ook ‘uitgeworpen’ ter behandeling.
In de aangifte IB/PVV 2015, die al op 9 december 2016 is ingediend, heeft belanghebbende geen inkomen uit aanmerkelijk belang aangegeven. De inspecteur heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat in 2015 een uitdeling heeft plaatsgevonden voor een bedrag gelijk aan de afwaardering en legt een navorderingsaanslag IB op. Belanghebbende bestrijdt in beroep dat de inspecteur een nieuw feit heeft, omdat er sprake is van een ambtelijk verzuim, maar vindt hiervoor geen gehoor bij de rechtbank. De rechtbank volgt hier de inspecteur in de stelling dat hij, bij het opleggen van de definitieve aanslag IB op 27 oktober 2017 (dus ruim zes maanden na de uitworp), niet op de hoogte was van de problematische schuldverhouding tussen deze dga en zijn bv en dat hij daarom de aanslag kon opleggen volgens de ingediende aangifte. De navorderingsaanslag blijft dus in stand.
Commentaar
Naar onze mening legt de rechtbank hier een verkeerde maatstaf aan. Het gaat er immers om of de inspecteur redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de betreffende feiten. En dat is hier het geval, omdat – als gevolg van de geïntegreerde werkwijze van de Belastingdienst – als hoofdregel geldt dat de inspecteur bij de regeling van de aanslag IB van een dga kan beschikken over de aangifte Vpb. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat het zetten van een simpel vinkje in de aangifte, waarmee je verzoekt om een standpuntbepaling van de inspecteur, in alle gevallen verhindert dat de inspecteur kan navorderen. De rechtbank geeft in onze ogen de inspecteur hier nu te makkelijk het voordeel van de twijfel en de motivering daarbij overtuigt ons niet.