Het box-3-vermogen van een man en een vrouw bestaat uit banktegoeden en een tweede woning. Zij hebben box-3-heffing betaald over de aan hen toegerekende delen van dat vermogen. Op grond van het Besluit rechtsherstel box 3 is de box-3-heffing verminderd. De man meent dat het werkelijke rendement (de rente op de banktegoeden) lager is dan het forfaitaire rendement en dat de box-3-heffing daarom verder moet worden verminderd. Hof Amsterdam oordeelt dat op grond van de juni-arresten van de Hoge Raad het werkelijke rendement wel in aanmerking moet worden genomen, maar dat dit niet leidt tot verdere vermindering van de box-3-heffing. Waarom niet?

De man en de vrouw hebben in 2019 hun tweede woning verkocht, waarbij een positief rendement is behaald. Hof Amsterdam oordeelt dat dit rendement op grond van de juni-arresten ook tot het werkelijke rendement moet worden gerekend. Daarbij wordt in principe geen rekening gehouden met de kosten. Door het behaalde rendement is het werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire rendement en is er dus geen reden om de box-3-heffing verder te verminderen.