Kees en Eef zijn onder koude uitsluiting maar gelukkig geregistreerd, als Eef bij een ongeval overlijdt. In haar bv wordt een makelaardij gedreven, die Kees kan en gaat voortzetten. Hij werkte daar al als makelaar voordat hij een relatie kreeg met Eef. In de bv zijn ook wat overtollige beleggingen waarover terzake het overlijden van Eef moet worden afgerekend in box 2 in haar overlijdensaangifte inkomstenbelasting. De accountant dient beide aangiften in, waarbij hij de overtollige beleggingen aan Kees toerekent. Dat was namelijk net iets goedkoper. Kees neemt binnen 24 maanden een dividend op, maar gaat dat wel goed?

Kees neemt binnen 24 maanden na het overlijden van Eef het bedrag waarover in zijn aangifte is afgerekend, op als dividend. Kan hij op dit dividend artikel 4.12a Wet IB wel toepassen? De vraag doet zich voor omdat in artikel 4.12a Wet IB letterlijk staat dat terzake van de overgang bij de erflater inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking moet zijn genomen. Is daar wel aan voldaan, nu de overtollige beleggingen in de aangifte van Kees zijn verantwoord?

Dat is wel het geval. In artikel 2.17, eerste lid Wet IB is letterlijk opgenomen dat inkomensbestanddelen van de belastingplichtige en zijn partner in aanmerking worden genomen bij degene door wie deze zijn genoten of op wie deze drukken. Vervolgens kunnen gemeenschappelijke inkomensbestanddelen, waaronder inkomen in box 2, vrijelijk naar keuze worden toegerekend aan de belastingplichtige of zijn/haar fiscale partner. Ofwel, ondanks het feit dat de beleggingen aan Kees zijn toegerekend, zijn ze bij Eef opgekomen, en dus bij haar in aanmerking genomen. Kees kan dus het dividend afboeken op de door de afrekening verhoogde verkrijgingsprijs.