Lijfrentepremie komt als uitgave voor inkomensvoorziening in mindering op het belastbaar inkomen, maar niet in mindering op de grondslag van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. Wordt het bruto-inkomen in de aangifte inkomstenbelasting verlaagd door aftrekposten zoals bijvoorbeeld de inleg voor lijfrente? Dan leidt dit tot teruggave van loonheffing en premies volksverzekeringen op basis van artikel 9.2 en 9.4 Wet IB 2001. Maar een eenmaal ingehouden bijdrage Zvw kan niet bij aangifte worden gecorrigeerd.

De lijfrentetermijnen die ontvangen gaan worden, vormen opnieuw bijdrage-inkomen en daarmee ontstaat er dubbele bijdrageheffing. Daar heeft de Hoge Raad (Arrest van 4 februari 2022, nr. 21/01274) niets aan veranderd. Vanwege de uitvoerbaarheid van de wetgeving is er uitdrukkelijk van afgezien om voor de inkomensafhankelijke bijdrage rekening te houden met draagkracht verminderende factoren. Daar was volgens de Hoge Raad wel wat voor te zeggen. Alleen bij omzetting van de oudedagsreserve in een lijfrentevoorziening is dit jaren geleden rechtgezet en is er geen bijdrage-inkomen. Bij de pensioenopbouw van werknemers is de premie wél aftrekbaar, omdat de pensioenpremie in mindering komt op het loon.