De koopkrachtmaatregelen en de reguliere indexatie van de arbeidskorting in 2026 pakken nadelig uit voor deeltijdwerkers die op jaarbasis onder de grens van het minimumloon vallen. Op verzoek van een meerderheid in de Tweede Kamer wordt dit effect gerepareerd in een nota van wijziging bij het wetsvoorstel Belastingplan 2026. Daartoe wordt de inkomensgrens bij het eerste knikpunt per 2026 met € 774 verlaagd naar € 11.965 en bij het tweede knikpunt met € 1.674 naar € 25.845. Dit wordt onder meer gedekt door het terugdraaien van de verhoging van de arbeidskorting bij het tweede knikpunt (€ 25) en het derde knikpunt (€ 27). Wat wijzigt er nog meer?

Naast het terugdraaien van de verhoging van de arbeidskorting bij het tweede en derde knikpunt, wordt het tarief in de eerste tariefschijf met 0,05%-punt verhoogd naar 35,75% en wordt het aangrijpingspunt voor het toptarief (49,5%) verlaagd met € 711. Rekening houdend met de indexatie komt dat punt in 2026 te liggen bij € 78.426. Verder wordt het tarief in de eerste schijf in 2031, 2032, 2033 en 2035 telkens met 0,01%-punt verhoogd.

Structurele aanpassing indexatie arbeidskorting

In de aanbiedingsbrief bij de nota van wijziging gaan de minister en staatssecretaris van Financiën ook in op de gevolgen van het structureel anders indexeren van de arbeidskorting. Zij blijken daar geen voorstander van te zijn. Ook worden alternatieve dekkingsopties uiteengezet voor de maatregel in de nota van wijziging.